Bloem, vlinder
Liggend in het hoge gras.
Een mooie gekleurde vlinder met de kleuren: lila, paars, blauw, geel en wat wit.
Zijn of haar lijf was bedekt met zwarte donzige haartjes.
Ze vloog van bloem tot bloem.
Het nectar.
Zoet en kleverig zoog ze op.
Het nectar bracht haar leven maar ook zij bracht, weliswaar ongemerkt, leven
bij de bloem door het stuifmeel mee te voeren.
Ik lag daar maar wat te liggen en keek naar de vlinder en dacht aan jou.
Jij bent als die mooie vlinder, ik ben als die mooie vlinder, jij bent als die bloem,
ik ben als die bloem,
We brengen ongemerkt stuifmeel naar elkaar over.
Proeven het zoete nectar.
Het is leven, leven,
zonder bloem geen vlinder,
Zonder vlinder geen bloem.
Het zijn twee aparte werelden.
De wereld van de vlinder,
De wereld van de bloem,
Echter de een kan niet zonder de ander
Toch blijft de vlinder vlinder en de bloem bloem.
Ze blijven aan elkaar gewaagd.
Ik heb de vlinder, de bloem nodig.
Nodig om bloem, vlinder te zijn……